honkbal

Honkbal (in het Engels: baseball) is een team- en balsport die vooral populair is in de Verenigde Staten, Canada, Mexico, de Caraïbenen in grote delen van Azië. Honkbal wordt ook wel America's Favorite Pastime genoemd.

Honkbal is een van de meest gespeelde sporten ter wereld. In Europa is het een van de minder populaire sporten. In Nederlandhonkballen er ongeveer 25.000 tot 30.000 mensen. In de Verenigde Staten spelen miljoenen mensen honkbal.

In de Verenigde Staten is honkbal de belangrijkste sport van april tot oktober. Tegen het einde van september wordt het reguliere speelseizoen afgesloten. Hierna worden in oktober op het hoogste niveau de playoffs gespeeld, welke worden afgesloten door de World Series, het kampioenschap voor clubteams.

Het spel wordt gespeeld door twee teams bestaande uit negen spelers, eventueel aangevuld met een aangewezen slagman.

Materiaal

Voor het honkbalspel zijn een handschoen, een knuppel (of bat) en een bal nodig. Alleen al in knuppels en handschoenen bestaat een verscheidenheid aan maten, gewichten en modellen. Ook voor het speelveld zijn materialen nodig, zoals honken, een thuisplaat en een werpersplaat; deze zijn gemaakt van hard rubber en zijn altijd wit.

Knuppels

Honkbalknuppels zijn van hout of een harde soort lichtmetaal zoals aluminium. Vroeger werden alleen maar houten knuppels gebruikt. Aluminium knuppels zijn echter eenvoudiger te fabriceren en zijn aanzienlijk gemakkelijker om (ver) mee te slaan. Houten knuppels breken snel bij onjuist gebruik. De laatste jaren komt ook het gebruik van moderne composietmaterialen in knuppels steeds meer voor.

In de Amerikaanse Major League is het voorgeschreven met houten knuppels te slaan. Sinds enige jaren worden in internationale wedstrijden zoals de Haarlemse Honkbalweek nog uitsluitend houten knuppels gebruikt. Gevolg hiervan is dat ook in de hoogste landelijke klassen (zoals de Nederlandse hoofdklasse) houten knuppels worden gebruikt.

Traditioneel is de regel dat dergelijke knuppels uit één enkel stuk hout vervaardigd moeten zijn. In de Nederlandse competities wordt hiervan afgeweken door bepaalde aanpassingen toe te staan ten gunste van de duurzaamheid van de knuppel (met name het coatenvan de knuppel).

Aluminium knuppels worden meestal voorzien van een (kunst)leren 'grip', zoals je ook bij tennisrackets en hockeysticks ziet. Bij houten knuppels volstaat de speler meestal met het aanbrengen van wat hars (pine-tar) om de greep op de knuppel te verbeteren.

Handschoenen

Handschoenen werden van oudsher gemaakt van leer met een vulling van wol. De wollen vulling is bij veel handschoenen vervangen door een kunststof vulling. De buitenkant van de meeste (goede) handschoenen wordt nog steeds van leer gemaakt, hoewel er steeds meer andere materialen verschijnen.

De leren honkbalhandschoenen variëren in afmetingen en gewicht en ook in model; het model en de afmetingen van de handschoen zijn afhankelijk van de positie en persoonlijke voorkeur van de speler in het veld. De 'normale' veldhandschoen herkent men aan de vingers. In het binnenveld worden relatief kleine handschoenen gebruikt en in het buitenveld relatief grote. De afmetingen zijn echter wel aan maxima gebonden.

De eerstehonkman mag een apart model handschoen gebruiken. Deze is meestal wat groter dan de gewone binnenveldhandschoenen en bovendien bestaat het vanggedeelte uit één stuk, geen vingers dus. Het is dus eigenlijk geen handschoen maar een want. Met deze handschoen kan beter worden gevangen, maar hij heeft als nadeel dat de bal diep in de handschoen komt en dat het dus langer duurt om een tweede actie uit te voeren.

De achtervanger of catcher ten slotte gebruikt ook een apart model handschoen. Dit model is steviger en speciaal gemaakt om de harde worpen van de werpers goed mee te kunnen vangen. Daarnaast heeft hij een dikke beschermende laag om de hand van de achtervanger te beschermen. Deze handschoen is wat groter dan de normale binnenveldhandschoen.

Er zijn linkshandige en rechtshandige handschoenen. Men draagt de handschoen aan de 'slechte' hand om met de 'goede' hand te kunnen werpen. Een handschoen voor een rechtshandige is dus linkshandig.

Speciale beschermende materialen

Bij elke spelersuitrusting behoort ook een voor mannelijke honkballers de toque ter bescherming van de geslachtsdelen. Op bepaalde posities of onder bepaalde omstandigheden worden aanvullende materialen gebruikt. De speler aan slag draagt een helm die ten minste één oor beschermt. Speciale slaghandschoentjes zijn niet zozeer voor veiligheid, maar voor een betere grip op het handvat van de knuppel te hebben daar deze de trillingen dempen. Daarnaast worden door de slagmensen soms scheenbeschermers (in verband met fout geslagen ballen) en elleboogbeschermers (als bescherming tegen worpen van de werper) gebruikt.

De achtervanger of catcher gebruikt de meeste beschermende materialen. Hij heeft dan ook de gevaarlijkste positie. Hij gebruikt beenbeschermers, die ook de knieën bedekken. Vaak worden vlak onder de knieholtes zogenoemde kneesavers bevestigd om de knieën tegen slijtage te beschermen. Verder gebruikt hij een bodyprotector die het hele bovenlichaam bedekt behalve de armen en de gooischouder (dus wel de vangschouder) en een speciale helm met een gezichtsmasker en een klepje onderaan dat de keel beschermt. Ook komt het voor dat achtervangers duimprotheses dragen omdat de duim achterover slaat wanneer de bal in de handschoen komt, dit in verband met effectballen die de werper eventueel gooit.

De plaatscheidsrechter gebruikt vrijwel dezelfde set beschermende materialen als de achtervanger, met als extra nog bescherming op de armen en beide schouders. Ook draagt hij speciale schoenen met stalen neuzen.

Spelregels

een wedstrijd bestaat uit negen innings en elke inning bestaat uit twee speelhelften. In de ene speelhelft wordt door het thuisspelende team in het veld verdedigd en door het bezoekende team "aan slag" aangevallen, in de andere speelhelft zijn de rollen omgedraaid. De halve inning van de aanvallende partij eindigt wanneer sprake is van drie uit, ook wel drie nullen genoemd.

Een slagman wordt uit gegeven wanneer:

  • door deze geslagen bal rechtstreeks (zonder de grond te raken) wordt gevangen door de verdedigende partij
  • er sprake is van drie gemiste slagen door de slagman; wanneer deze de toegeworpen slagbal mist, ofwel slaat en mist op een geworpen bal (wijd of slag) en bij een derde gemiste bal de achtervanger die bal reglementair heeft gevangen. Wanneer bij de derde slag de slagman de bal wel schampend raakt maar de achtervanger deze vangt is de slagman ook uit. Wanneer bij de derde slag de bal niet wordt gevangen door de achtervanger is de slagman niet uit als deze de eerste honk weet te bereiken voordat de bal daar is en hij bovendien niet onderweg is uitgetikt.

Een uit kan ook gemaakt worden als:

  • een van de aanvallende spelers wordt uitgetikt terwijl hij niet op een honk staat
  • een van de aanvallende spelers uitgebrand wordt; de bal is dan eerder 'op' het honk dan de loper. Dit geldt alleen als er sprake is van een gedwongen loop, als de loper gedwongen is een honk op te schuiven. Is er geen gedwongen loop dan kan hij proberen terug te lopen naar het vorige honk, in de hoop daar eerder dan de bal aan te komen.

Een van de teams verdedigt (staat in het veld) terwijl van het aanvallende team steeds een speler aan slag is. Alleen het team dat aan slag is kan punten scoren.

Het veld bevat vier honken. Wanneer een aanvallende speler alle vier de honken op rij is gepasseerd dan wordt er een punt gescoord. Wanneer alle honken in de eigen slagbeurt worden gepasseerd dan heet dat een homerun. Een homerun levert ook één punt op, plus de binnengeslagen punten van de andere honklopers.

De werper of pitcher gooit de bal vanaf de werpplaat over het vierde honk, de thuisplaat. De bal moet over de plaat gaan, tussen knie- en ellebooghoogte van de slagman (dit heet de 'slagzone'). De worp wordt beoordeeld door de (plaat)scheidsrechter, die achter de catcher en de thuisplaat staat. Is de worp niet in dit vak dan telt dat als een wijd, tenminste als de slagman niet probeert de bal te slaan. Is de worp wel in dit vak dan telt dat als een slag, ook als de slagman niet probeert te slaan. Een worp buiten het vak telt als slag als de slagman toch probeert te slaan. Als de slagman na drie keer slag de bal nog niet geraakt heeft is hij uit. Heeft de werper vier keer wijd gegooid, dan mag de slagman vrij naar het eerste honk lopen. Ook als de slagman geraakt wordt door de werper op het lichaam heeft de slagman een vrije loop naar het eerste honk, de zogenaamde 'hit by pitch'. De slagman zal dus alleen (proberen te) slaan op goede worpen. Hij moet steeds in een fractie van een seconde de worp beoordelen en beslissen.

De werper zal de hoogte, snelheid en het effect van zijn worp variëren om het de slagman te bemoeilijken. Vaak heeft hij met de vanger een gebarencode afgesproken (de vanger steekt een aantal vingers op om aan te geven wat voor worp hij verwacht), zodat de vanger niet verrast wordt.

De partij met de meeste punten wint.